Twijfel jij ook tussen 'wordt' en 'word'?
Je bent niet de enige. Veel Nederlanders vragen zich regelmatig af of ze nu 'wordt' of 'word' moeten gebruiken. De verwarring komt doordat beide vormen van het werkwoord 'worden' komen, maar in een andere context gebruikt worden. In dit artikel leggen we het verschil uit, zodat je voortaan altijd de juiste vorm kiest.
Waar komt de verwarring vandaan?
De werkwoordsvorm 'word' zie je vaak in gebieden waar mensen in de tegenwoordige tijd iets willen uitdrukken, net als bij 'wordt'. Omdat ze sterk op elkaar lijken én uit hetzelfde werkwoord afgeleid zijn, is het logisch dat veel mensen niet weten welke vorm nu de juiste is.
Wanneer gebruik je 'word'?
'Word' gebruik je bij de gebiedende wijs – oftewel een bevel of opdracht. Denk dan aan zinnen als: "Word stil!" of "Word niet boos." Hier spreek je iemand direct aan en gebruik je de stam van het werkwoord zonder extra uitgang. 'Word' komt ook voor in de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd in combinatie met een hulpwerkwoord, zoals: "Ik laat me niet zomaar beledigen, ik word boos."
Wanneer gebruik je 'wordt'?
'Wordt' gebruik je bij de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld: "Hij wordt morgen 18 jaar." Dit is dus wanneer je het over iemand anders hebt (hij, zij of het). De 't' aan het eind is de persoonsvorm voor deze combinatie van onderwerp en werkwoord.
Zo onthoud je het verschil eenvoudig
Denk bij 'wordt' aan de derde persoon enkelvoud: hij, zij of het. Dus net zoals bij andere werkwoorden waar je een -t achter zet in die vorm, zoals 'loopt', 'rent' of 'leest'. Bij 'word' heb je vaak te maken met een bevel of met de ik-vorm. Een handige truc is dus: spreek je iemand aan met een opdracht? Dan is het waarschijnlijk 'word'. Gaat het over hij of zij? Dan is het 'wordt'.
Voorbeelden uit de praktijk
"Word lid van onze vereniging!" Hier geef je iemand een opdracht: gebruik 'word'.
"Hij wordt morgen operatief behandeld." Hier gaat het over 'hij', dus gebruik je 'wordt'.
"Als ik één keer uitgelachen word, ga ik niet meer terug." Hier spreek je in de passieve vorm over jezelf (ik), dus gebruik je 'word'.
Veelgemaakte fouten die je beter kunt vermijden
Een van de klassiekers is: "Wordt je morgen opgehaald?" In deze zin gebruik je het werkwoord nog steeds voor 'jij' maar omdat het een passieve vorm is (iemand haalt jou op), hoort het zonder t gespeld te worden: "Word je morgen opgehaald?" Let dus goed op de zinsstructuur en of de persoonsvorm daadwerkelijk hoort bij een derde persoon of dat het om een gebiedende wijs of passieve constructie gaat.
Een kwestie van oefenen
Uiteindelijk is het leren herkennen van de juiste vorm iets dat met oefenen steeds makkelijker wordt. Als je bij het schrijven twijfelt, lees de zin dan hardop of vervang het werkwoord tijdelijk met een ander werkwoord zoals 'doen' of 'lopen'. Hierdoor hoor je vaak vanzelf of er een t nodig is of niet.